Het is een raar iets, het belang van fysieke nabijheid.
Mijn drie dochters wonen alle drie (nog) heel dichtbij mij in de buurt, in mijn eigen stad en twee daarvan zelfs op loopafstand van mijn huis.
Toch betekent dat niet dat ik ze heel vaak zie. Eén, twee keer in de maand, maximaal denk ik. Ik spreek ze natuurlijk wel vaker, via de telefoon en tegenwoordig 'communiceren' we ook wel via Facebook.
Maar dat we bij elkaar de deur plat lopen, zeker niet. We hebben alle vier een druk leven, ieder op zijn(haar) eigen manier, en we weten elkaar te vinden wanneer dat nodig is.
De afgelopen vier maanden was mijn oudste dochter in Edinburgh. Deze week komt ze weer naar huis.
En dan is dat toch raar. Ik heb ze zeer regelmatig gesproken, via Facetime of Skype. Ik ben er twee keer een heel weekend geweest, zo lang zie ik ze normaal nooit.... We appen en sms-en....
En toch heb ik haar zeer gemist. En ben ik blij dat ze weer thuis komt. Terwijl ik haar echt niet veel minder heb gezien en gesproken dan anders.
Het zit tussen de oren, denk ik. Het besef dat ze dichtbij zijn, dat je er zo naar toe kunt, dat je even iets kunt afgeven of dat ze even kunnen aanschuiven voor een maaltijd of een kopje thee. Het gevoel dat dat KAN, niet eens zo zeer dat het gebeurt, dat maakt misschien dat Edinburgh toch ver weg is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten